Mijn broer was zoek, toen hij bijna drie was. Mijn ouders woonden op een schip, vroeger. En dan is het niet handig om een kind kwijt te raken. Het hele schip werd afgezocht door mijn huilende moeder, mijn angstige vader en de andere mannen aan boord. Een schip is ontstellend groot als je een kind kwijt bent: zelfs in hoge pijpen werd gezocht. Steeds harder werd zijn naam gegild, maar het kereltje bleef onvindbaar.

Eindelijk keek iemand bij de kapstok: er hingen jassen en er stonden kaplaarzen onder. Mijn broer stond in de kaplaarzen, achter een jas. Hij speelde verstoppertje, en toen iedereen zo begon te gillen werd hij bang.

Met dank aan Leen Meulmeester