Mijn moeder was klaar met het maken van de broodjes. “Schenk jij de soep even in, en neem de kommen meteen maar mee naar buiten. Gaan we daar eten. Het is zulk mooi weer”.
Op de tafel onder onze perenboom zet ik de kommen tomatensoep. Mijn moeder maakt hem ’s zomers met verse tomaten: heerlijk.
“Nog maar even wat zout halen”, denk ik. Mam bleek nog bezig met wat fruit. Zij neemt het brood mee, ik het fruit. We zitten. Ik pak mijn lepel en wil een eerste hap nemen van de soep. Dan zie ik dat er tientallen vliegjes in de soepkom drijven. Ik hoef even niet.