Bij de slager word ik stevig ondervraagd door de eigenaresse, die net zo graag kwebbelt als verkoopt. “Hoe gaat het nu met uw zoon, en zijn studie?”, vraagt ze. Tussen het bestellen van ham en karbonaadjes geef ik haar antwoord.

Ze vraagt nog even verder. “Ik hoorde ook dat uw tuin helemaal opgeknapt is?” Verwonderd staar ik haar aan. Hoe weet zij dat onze tuin op de schop is gegaan? Hij ligt nogal verborgen achter het huis, vanaf de straatkant zie je dat nauwelijks? Als ze mijn verbaasde blik ziet, verduidelijkt ze: “Mijn zus heeft een zoon en die is bevriend met uw buurman”.