Ik lig in het ziekenhuis na een hernia-operatie. De neurochirurg komt ’s avonds laat een rondje maken. Het is al half twaalf. Hij heeft het er overdag veel te druk voor, legt hij uit. Vriendelijk vraagt hij aan al zijn patiënten hoe het er mee gaat. “Beter dan voor de operatie”, zeggen ze allemaal. Tevreden kijkt hij rond.

Hij komt langs mijn bed en zegt plompverloren: “Zeg, jongedame, u moet nodig eens afvallen”. Verbaasd kijk ik hem aan. Maakt hij een grapje? Ik ben helemaal niet dik! Onder het praten door graait hij in mijn dropjespot en pakt wat van de chocoladevoorraad, die beiden op het nachtkastje staan. “Zo, dat scheelt u weer een aantal calorieën”, zegt hij met zijn mond vol.