Het is bijna weekend. Mijn zoon zit nog in zijn studenten-hok van bijna tien vierkante meter. Ik ben vergeten te vragen of hij zo dadelijk of pas op zaterdag naar huis komt. Zelf heeft hij natuurlijk ook heel veel andere dingen aan zijn hoofd. Praktische dingen komen niet zo snel in hem op.

Ik bel hem op zijn mobieltje. Ik hoor een hoop gekraak en verhef mijn stem: “Hoi, met mij. Kom je zo thuis eten, of blijf je op je kamer tot morgen?” Het blijft lang stil aan de andere kant. Er volgt een hard gelach. Dan hoor ik vrij duidelijk een stem die niet van mijn zoon is: “Als ik nu in mijn auto stap, ben ik bang dat ik te laat ben voor het diner”. Ik herken de stem van een klant die aan de andere kant van het land woont.