Mijn moeder en haar vriendin werken sinds twee maanden bij een bibliotheek in een andere wijk. Dagelijks bussen ze samen naar het werk. Tussen de bushalte en de bibliotheek ligt een grote vijver, vol met eenden. Regelmatig worden deze beestjes voorzien van het overtollige oude brood van beide dames. Ze gaan er zelfs een kwartiertje eerder voor weg.

Op een dag merkt mijn moeder op, als ze bijna op bestemming zijn, dat alle eenden uit de vijver weg zijn. “Dat is jammer”, zegt ze tegen haar vriendin, “ik heb nogal wat brood bij me”. Vriendin kijkt in alle richtingen, maar ziet ook nergens het groepje eenden. De bus stopt en de deur gaat open. De eenden staan bij de bushalte te wachten.