Al op vrij jonge leeftijd was tante Pien behoorlijk dovig. Je moest al behoorlijk luid en duidelijk tegen haar praten. Een kamer vol pratende mensen was voor haar een ramp, dan verstond ze helemaal niets meer. Iedereen in haar omgeving was er wel aan gewend en hield rekening met haar slechthorendheid.

Op een ochtend, heel vroeg, werd er bij haar aangebeld. Tante Pien had, heel handig, een luid snerpende bel. Die hoorde ze nog wel door de muziek van haar radio heen. De buurvrouw stond voor haar deur. “Zeg, buuv”, begon deze, “je dochter vraagt of je de shampoo even kunt aangeven”. Lichtelijk verbijsterd keek tante Pien haar buurvrouw aan. Die verduidelijkt: “ik hoor haar in de douche gillen om de shampoo”.